In de vroege ochtend van 10 mei 1940 begon voor Rotterdam een donkere periode. Het centrum werd vrijwel volledig verwoest door het Duitse bombardement. De Rotterdamsche Manège, die in 1937 was verhuisd van de Tuinderstraat naar het Kralingse Bos, ontsnapte aan de vernietiging. De oude locatie aan de Tuinderstraat werd volledig verwoest, maar de nieuwe locatie bleef gespaard.

Na de capitulatie van Nederland op 15 mei 1940 werd het dagelijks leven onder de Duitse bezetting hervat. Hoewel het Nederlandse leger bij de mobilisatie alle veertig paarden van de manège had gevorderd, wist directeur Ad Klebe dankzij zijn uitgebreide netwerk het paardenbestand aan te vullen uit andere maneges. Zo konden de lessen worden voortgezet. Met kerst 1940 en op nieuwjaarsdag 1941 werd nog gereden op muziek. Op nieuwjaarsdag werd traditiegetrouw ook gebridged. Wel werd de deelnemers ‘teneinde teleurstellingen te voorkomen’ en ‘met het oog op de distributiemaatregelen’ verzocht om van tevoren op te geven.

Voor Joodse leden was 1941 het laatste jaar waarin zij lid mochten zijn van de manège. Vanaf 1 november 1941 mochten ze geen lid meer zijn van sportverenigingen. Dit leidde tot een aantal droevige opzeggingsbrieven.

In de loop van 1942 verslechterde de situatie verder. De resterende paarden werden in juni door de Duitsers gevorderd. Erger nog, de Duitsers betrokken de manège waardoor de leden er helemaal niet meer mochten komen. Het bestuur onder voorzitterschap van W.C. Bolle en secretaris/penningmeester J. van Breen lieten zich niet zomaar uit het veld slaan. Zich bewust van het sociale belang juist in zulke moeilijke tijden zochten zij een onderkomen waar de leden dan weliswaar niet konden rijden maar elkaar wel konden ontmoeten. Ze vonden IJsclub Kralingen bereid om de sportzaal en bestuursvertrekken een deel van de week beschikbaar te stellen. Om toch wat lichaamsbeweging te krijgen werd er bij gebrek aan paarden geturnd.

Het jaar 1943, dat ondanks alles met een bridgeochtend en bescheiden nieuwjaarsreceptie werd ingeluid, leek verlichting te brengen. Vanaf 13 augustus 1943 mochten de leden weer op het terras en gazon van de Jockey Club bijeen komen. Lang zou de hereniging niet duren. Op 23 februari 1944 werd het complex opnieuw bezet door de Duitsers. Dat zou tot na de oorlog duren.

Aan het eind van de oorlog, in 1945, vond Circus Strassburger onderdak in de lege stallen van de Rotterdamsche Manège in het Kralingse Bos die leegstond omdat de paarden door de Duitse bezetter gevorderd waren. Het complex werd tijdens de oorlog gebruikt als concertzaal. De binnenmanege bleek een uitstekende akoestiek te hebben.

Na de bevrijding waren er geen paarden meer in de stallen. Voor het eerste carrousel in 1946 werden paarden geleend van Circus Strassburger. De manège kwam langzaam weer op gang en de diverse avondclubs werden weer actief. In 1948 vond het eerste CHIO plaats, het eerste internationale Concours Hippique in Rotterdam.

De Rotterdamsche Manège heeft in de oorlogsjaren veel te verduren gehad, maar dankzij de inzet en veerkracht van haar leden en bestuur is zij er sterker uitgekomen. Een monumentaal momentje dat ons herinnert aan de kracht en doorzettingsvermogen van onze vereniging.

Bronnen:

Traditierijk  

Bouwhistorie Rotterdamsche Manège