Omdat je nooit zeker bent of paarden iets bij zich dragen, is het altijd belangrijk om bewust om te gaan met hygiëne maatregelen als je met je paard op ander terrein bent. Laat je paard daarom geen direct contact hebben met paarden van een andere stal, dus laat ze niet aan elkaar snuffelen. Vermijd ook zelf uitgebreid contact met voor jouw vreemde paarden. Gebruik op wedstrijden altijd een eigen emmer en vers water en je eigen voerbak. Tevens is het verstandig eigen mestmaterialen te gebruiken, een mestboy en mestschep. Zet paarden liever niet op een vreemde stal. Oftewel: paard uitladen om te rijden, contact met andere paarden voorkomen, zelf geen andere paarden aanraken en na het rijden het paard direct weer op de trailer zetten.

Infectieuze ziekten zijn binnen de Nederlandse paardensport en fokkerij een bekend verschijnsel. Ze zijn er al zolang er paarden zijn. Ondanks de soms ernstige schade die kan worden aangericht, hebben paardenhouders er in zekere zin mee leren leven. Toch vormen infectieuze ziekten een toenemende bron van zorg omdat nieuwe ziekten met mogelijk grote gevolgen Nederland binnen kunnen komen. Globalisering,klimaatverandering, het relatief grote aantal wisselingen in het paardenbestand en toenemend transport van (sport)paarden over de hele wereld maken de paardensector kwetsbaar voor insleep van nieuwe ziekten en verspreiding van besmettelijke ziekten. Nieuwe ziekten kunnen de gezondheid, het welzijn en de export van paarden ernstig bedreigen. Sommige infectieuze aandoeningen kunnen bovendien zowel bij het paard als bij de mens voorkomen; deze ziekten worden zoönosen genoemd. Zoönosen kunnen grote consequenties hebben voor de humane gezondheidszorg en daarom is hiervoor speciale aandacht nodig.

Infectieziekten kunnen worden veroorzaakt door een virus, bacterie of ander micro-organisme. Het vermogen van deze ziekteverwekkers om het paardenlichaam binnen te dringen, daar te overleven, zich te vermenigvuldigen en overgedragen te worden op andere paarden verschilt sterk per ziekte. Een ziekteverwekker kan zich ook vestigen in een paardenlichaam zonder dat het paard (direct) ziek wordt. Het paard wordt daardoor zogenoemd ‘drager’ van de ziekte. Bij besmettelijke ziekten noemt men een ziekte endemisch wanneer een ziekte blijft voorkomen in een bepaald gebied. Bij endemische ziekten is het aantal besmettingen relatief constant. Wanneer het aantal besmettingen exponentieel toeneemt en vervolgens heel snel afneemt wegens een gebrek aan te besmetten individuen, noemt men de ziekte niet endemisch maar epidemisch. Een epidemische ziekte sterft in een bepaald gebied ofwel uit, ofwel wordt na verloop van tijd endemisch.

Het overdragen van de ziekteverwekker kan langs verschillende wegen gebeuren, zoals door:

  • direct contact tussen besmette paarden;
  • inademing van besmette lucht;
  • vectoren zoals insecten;
  • contact met besmet voedsel of drinkwater;
  • contact met besmette voorwerpen en mensen.

De directe overdracht van een ziekte van paard naar paard zorgt voor een snelle verspreiding naar contactdieren. Overal waar paarden direct contact hebben, in dezelfde ruimte verblijven of voer en water (in)direct delen, kunnen ziekten worden overgedragen. Niet in de laatste plaats kunnen ook mensen de ziekte via hun lichaamsdelen of kleding van paard naar paard brengen. Veel wisselingen in het paardenbestand en veel vervoer van paarden verhogen het risico op overdracht. Verder is het toegenomen internationale transport van paarden een risico voor een snellere verspreiding van ziekten wereldwijd. Vectoren die ziekten kunnen overbrengen zijn bijvoorbeeld vliegen, muggen (waaronder zogenoemde knutten), dazen of teken. Deze insecten kunnen zich regionaal of zelfs internationaal verplaatsen.